Op 24 december 2021 besloot de Hoge Raad dat de box 3-belasting niet voldeed aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Sommige mensen betaalden meer belasting dan ze aan opbrengst hebben ontvangen. Zo’n 60.000 mensen maakten bezwaar en hebben hierdoor via de herstelregeling een vergoeding gekregen over de periode van 2017 tot 2020.
Voor belastingjaar 2021 en 2022 gebruikt de Belastingdienst de herstelregeling automatisch voor iedereen. Of ze gebruiken de oude box 3-belastingregeling nog, als die voor mensen voordeliger is. Voor de periode van 2023 tot en met 2026 geldt alleen de herstelregeling. Die heet dan: overbruggingsregeling.
Vanaf 2027 komt er nog een nieuwe regeling: vanaf dan wil de overheid belasting heffen over de echte opbrengst van vermogen. Er komen nog collectieve rechtszaken voor mensen die na 2021 bezwaar hebben gemaakt bij de Belastingdienst naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad. Daarom is het nog niet zeker of de herstelregeling over de periode van 2017 tot en met 2020 voor iedereen gaat gelden. Of alleen voor de 60.000 mensen die eerder bezwaar maakten.
Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ook de overbruggingsregeling voor de box 3 belasting niet volgens de wet is. Het fictieve rendement op overig vermogen (6,04%, 2024) kan leiden tot een hogere belasting dan het rendement dat mensen op dit vermogen behalen. De staatssecretaris van Financiën moet nu de regeling aanpassen en die voorleggen aan de Eerste en Tweede Kamer. Volgens de Belastingdienst hoeven betrokken belastingplichtigen voorlopig niets te doen. Vanaf half oktober 2024 ontvangen ze een brief over de vervolgstappen. De Belastingdienst werkt aan een formulier ‘Opgaaf Werkelijk Rendement’. Deze zou in de zomer van 2025 beschikbaar komen. Dan ontvangen ze opnieuw een brief.
Wat is voordeliger voor mij, de oude box 3-regeling of de overbruggingsregeling?
De overbruggingsregeling is vooral voordeliger voor mensen die veel (spaar)geld bij de bank hebben. Dat zit zo. In de oude box 3-regeling, betaal je volgens vermogensschijven. Hoe meer vermogen je hebt, hoe meer belasting je betaalt. Het maakt hierbij niet uit of dit geld bij de bank is of dat het andere bezittingen zijn. In de overbruggingsregeling maakt dit wel uit.
Voor geld bij de bank rekent de Belastingdienst met de gemiddelde spaarrente in het belastingjaar. Deze is nu een stuk lager dan de opbrengst waar in de oude box 3 mee wordt gerekend. In de overbruggingsregeling betaal je nu dus minder belasting over geld bij de bank dan vroeger. Voor al het andere vermogen is de opbrengst waarmee gerekend wordt flink hoger. Daarover betaal je nu dus meer belasting.
Voor 2024 is het rendement op geld bij de bank voorlopig vastgesteld op 1,03% en dat op ander vermogen op 6,04%. Bij een belastingpercentage van 36% betaal je 0,37% belasting over geld bij je bank en 2,17% belasting over het andere vermogen. Een groot verschil.
Goed om te weten: dit geldt alleen voor vermogen in box 3 boven de vermogensvrijstelling. Die is € 57.000 per persoon in 2023 én in 2024. Dat is voor fiscale partners samen € 114.000. Onder dit bedrag betaal je hierover geen belasting. De datum waarop de hoogte van je vermogen wordt gemeten blijft 1 januari.
Wat verandert er verder in de box 3-belasting?
Het belastingtarief is in stappen verhoogd naar 36%:
• 2022: 31%
• 2023: 32%
• 2024: 36%
• 2025: 36%
In de periode van 2023 tot en met 2026 geldt alleen nog de overbruggingsregeling. Het kabinet hoopt dat de Belastingdienst vanaf 2027 klaar is om belasting te kunnen heffen op basis van de echt behaalde opbrengst op je vermogen.